Blog

Vergeet de kinderen niet!

Wat weten we over de kinderen van arbeidsmigranten in Nederland?

Verschillende Brabantse bibliotheken hebben Cubiss de vraag gesteld: wat kunnen wij betekenen voor arbeidsmigranten die in ons werkgebied zijn komen wonen? En welke rol kunnen we spelen in de preventie van problematiek rondom deze doelgroep? Cubiss is met deze vragen aan de slag gegaan en publiceerde eerder al een verkenning en aanbevelingen omtrent arbeidsmigranten in Brabant. Tijdens het schrijven van deze publicatie stuitten we op een specifieke doelgroep die zeker aandacht verdient: de kinderen van arbeidsmigranten.

Allereerst even wat statistieken, want over hoeveel kinderen hebben we het eigenlijk? Op 1 januari 2017 woonden er iets meer dan 37.000 kinderen met een Poolse achtergrond, bijna 6800 met een Bulgaarse, en ruim 5.700 met een Roemeense achtergrond (0-18 jaar) in Nederland[1]. Deze aantallen liggen in werkelijkheid nog hoger, omdat niet alle kinderen (en ouders) zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

In 2013 heeft minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Asscher, na verontrustende signalen uit zorg, onderwijs en politie,  onderzoek naar de leefsituatie van kinderen van arbeidsmigranten uit Oost-Europa toegezegd. In de afgelopen jaren zijn derhalve verschillende betrokken hulpverleners, maar ook ouders en vrijwilligers door onder andere het Kennisplatform Integratie & Samenleving en het Sociaal en Cultureel Planbureau bevraagd naar de huidige situatie van kinderen van arbeidsmigranten uit Polen, Roemenië en Bulgarije. De geschetste beelden verschillen onderling en variëren van professionals die zich zorgen maken[2] tot ouders die vinden dat het best goed gaat met hun kinderen in Nederland[3]. Over onderstaande zaken is men het echter wel eens.

De grootste risicogroep wordt gevormd door tieners. Zij zijn vaak in Oost-Europa geboren en na enkele jaren pas naar Nederland gekomen. Ze hebben moeite om in Nederland te aarden. Ze hebben bijvoorbeeld last van heimwee of haken af op school omdat ze door het niveau van hun Nederlands een lager schoolniveau volgen dan in hun mogelijkheden ligt. Ook is voor hen vaak onduidelijk of ze definitief of slechts tijdelijk in Nederland wonen. Die onduidelijkheid demotiveert hen bij het leren van de Nederlandse taal en het volgen van Nederlands onderwijs.

Taalvaardigheid is een belangrijk aandachtspunt voor zowel de kinderen als de ouders. De vaak beperkte kennis van het Nederlands van de ouders zorgt ervoor dat het voor instanties en onderwijs- en zorgprofessionals lastig is om met hen te communiceren. In de literatuur wordt een voorbeeld gegeven van ouders die niet weten dat in Nederland een leerplicht geldt voor kinderen vanaf 4 jaar. In Bulgarije hoeven kinderen bijvoorbeeld pas vanaf 8 jaar naar school en als ouders dan enkel via een brief in het Nederlands geïnformeerd worden over het feit dat het kind naar school moet, dan geven ze daar in veel gevallen geen gehoor aan. Gaan de kinderen wel naar school, dan bestaat het risico dat er tussen ouders en kinderen communicatieproblemen ontstaan, omdat jonge kinderen zich snel in het Nederlands bekwamen en de taal van hun ouders weinig spreken[4]. Een tweetalige opvoeding met aandacht voor het Nederlands, maar ook voor de moedertaal is vaak de beste optie, zeker met het oog op een eventuele terugkeer naar het moederland.

Het vraagt nogal wat van een kind om zich in een andere cultuur thuis te gaan voelen. Daar blijkt bijvoorbeeld in het onderwijs niet altijd begrip voor te zijn. Een voorbeeld ter illustratie: een Poolse jongen mag van de juf zijn spreekbeurt niet over Warschau  houden, omdat dat te makkelijk voor hem zou zijn. Maar hoe makkelijk is het om voor een groep te staan en te praten over de stad waar je woonde en waar jouw vriendjes nog steeds wonen? De emoties die daarbij vrijkomen maken dit onderwerp voor de jongen misschien wel extra moeilijk! Vrijwilligers geven aan dat er onvoldoende empathie is voor kinderen van arbeidsmigranten of dat het op zijn minst zo overkomt bij de ouders van de kinderen. En ook voor de situatie van de ouders zelf is niet altijd begrip. Scholen geven aan dat ze ouders met een Oost-Europese achtergrond vaak weinig betrokken vinden, maar staan ze dan wel stil bij de situatie waarin deze ouders hun kinderen grootbrengen en bij hun beperkte begrip van het Nederlandse schoolsysteem?

Arbeidsmigranten maken vaak lange werkdagen van soms wel 11 uur  en zijn dus veel van huis. In verschillende onderzoeken komt het vermoeden naar voren dat kinderen van arbeidsmigranten veel alleen thuis zijn en aan hun lot worden overgelaten. Echter, uit het enige onderzoek waar de ouders aan het woord komen, blijkt dat de meeste kinderen worden opgevangen door naasten. Of de kinderen alleen thuis zijn of niet, het staat buiten kijf dat de ouders door lange en onregelmatige werktijden veel van huis zijn én dat er vaak financiële en huisvestingsproblemen spelen in gezinnen van arbeidsmigranten. Daarnaast is het ook voor de ouders zelf vaak de vraag of ze voor langere tijd in Nederland blijven, of dat ze toch terug gaan naar het moederland. Al met al een moeilijke situatie voor de ouders, waarin het niet meevalt om de zorg voor kinderen te dragen. Het is belangrijk dat betrokken professionals hier oog voor hebben.

Kansen voor welzijnsorganisaties, bibliotheken en gemeenten

Gelukkig komen we in de literatuur ook verschillende goede voorbeelden en aanbevelingen tegen die er voor zorgen dat het voor arbeidsmigranten en hun kinderen makkelijker wordt om hun weg te vinden in het Nederlandse systeem. Bijvoorbeeld de stichting KREDA die Poolse ouders informeert over het Nederlandse schoolsysteem en een mentorprogramma heeft opgezet. De mentor ondersteunt Poolse kinderen, hun ouders én hun leerkrachten bij de onderlinge communicatie. Dit zorgt voor minder misverstanden en meer begrip. Een ander mooi voorbeeld, in dit geval gericht op ouders van zeer jonge kinderen, is Moeders Informeren Moeders, onder andere actief in Den Haag. Vrouwen die net moeder zijn geworden krijgen thuis bezoek van een andere moeder die hun eigen taal spreekt en informatie geeft, maar ook een eerste uitbreiding van het sociale netwerk is. Laagdrempelig en in de eigen taal, twee belangrijke pijlers voor succes.

Om meer personen tegelijkertijd te bereiken kunnen gemeentes waar veel arbeidsmigranten wonen, het initiatief nemen om regelmatig informatieavonden over onderwijs in Nederland te organiseren. Ook hier is het belangrijk dat de informatie wordt gegeven in de eigen taal. Het Nederlandse schoolsysteem is voor een buitenstaander namelijk niet eenvoudig te doorgronden. Een beperkte taalvaardigheid maakt het extra moeilijk om echt te snappen waar het over gaat. Gemeentes die hier hulp bij nodig hebben, kunnen bijvoorbeeld hulp vragen aan een Poolse school in de omgeving.[5]

Zoals gezegd is de taalvaardigheid van de ouders een belangrijk aandachtspunt. Gezien de lange werkdagen van arbeidsmigranten is het vaak geen optie om overdag een taalcursus te volgen. Instanties die (gratis) taalcursussen aanbieden doen er goed aan daar rekening mee te houden en het aanbod voor arbeidsmigranten in de avonduren in te plannen. Een interessante optie is ook het aanbieden van Nederlandse les op de locaties waar de kinderen Pools leren. Op dertien plekken in het land zijn namelijk Poolse scholen, waar kinderen van Poolse arbeidsmigranten op zaterdag les krijgen in de Poolse taal en cultuur[6]. Ouders vinden dit belangrijk, zeker als de mogelijkheid bestaat dat het gezin terugkeert naar het moederland. Waarom niet van de gelegenheid gebruik maken en de aanwezige ouders Nederlands bijbrengen?

Mogelijkheden zijn er dus zeker! Het is aan de instanties in gebieden met veel arbeidsmigranten om de handen ineen te slaan en samen te bekijken hoe ze deze kinderen en hun ouders het beste kunnen helpen om hun draai te vinden in de Nederlandse maatschappij. In Brabant biedt Cubiss hier, vanuit het project Versterken taalvaardigheid, graag ondersteuning bij. Neemt u contact met ons op?

 


 

[1] CBS: Statline

[2] Poolse, Bulgaarse en Roemeense kinderen in Nederland. Een verkenning van hun leefsituatie (Sociaal en Cultureel Planbureau)

[3] Van oost naar west. Poolse, Bulgaarse en Roemeense kinderen in Nederland:

ouders over de leefsituatie van hun kinderen. Vogels, de Roos, Bucx (2017)

[4] Poolse en Bulgaarse ouders en kinderen in Nederland. Belangrijke kwesties volgens vrijwilligers.

[5] Leren van de blik van ouders èn professionals. Verkenning naar het onderwijs aan Poolse en Bulgaarse kinderen in Nederland

[6] www.meertalig.nl/links/leslocaties/

Naar overzicht Actueel en Blogs >>